Managementsamenvatting

\label{managementsamenvatting}
Het project Vooronderzoek Samenwerktools tbv een ‘Proeftuin’ bouwt voort op het BCI-project VRE’s en Onderwijs (2013-2015) en diept de daarin geconstateerde behoefte aan een samenwerkomgeving voor studenten verder uit. In eerste instantie gaat het om co-writing tools, waarvan Google Docs de bekendste is. Daaraan is een tweede categorie toegevoegd, namelijk de in 2015-2016 veelbesproken applicaties als Feedback Fruits en Perusall, waarin docenten verplichte literatuur aanbieden en studenten daarop in de marge reageren. Deze worden in dit onderzoek aangeduid als ‘sociale annotatietools’.
Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een enquête onder docenten en studenten, waarin zowel naar de huidige praktijk is gevraagd, als naar wensen m.b.t. een tool om het betreffende proces te ondersteunen. Aan deze enquête hebben uiteindelijk 59 docenten en 46 studenten meegedaan, (ongelijk) verspreid over de faculteiten. Daarnaast is een reeks tools onderzocht op hun eigenschappen (13 co-writing tools en 4 sociale annotatietools). Aan de hand van de uitkomsten van de enquête zijn de beoordelings-criteria verder verfijnd. In bijlage 1 bevindt zich een didactisch kader met een inleiding over samenwerken leren.
De uitkomsten van dit project geven volop input aan diverse lopende projecten en programma’s van de Universiteit Leiden:
In de Leidse Onderwijsvisie en Vernieuwingsagenda – Learning @ Leiden11Verschijnt binnenkort. Citaten gebaseerd op versie 30-08-2016. wordt vanuit het uitgangspunt ‘Onderzoekend leren’ gevraagd om “intensief, activerend onderwijs waarbij de student centraal staat en samenwerkt in groepen en (virtuele) communities” (p.6). “Door het onderzoekend leren, krijgen studenten een actieve rol in het leerproces. Studenten bereiden zich online voor dankzij inzet van moderne digitale middelen en kwalitatief hoogstaande interactieve leerinhoud. Studenten in deze flipped classrooms werken samen in groepen en leren via peer teaching.”(p. 8-9).
Dit veronderstelt een goede ondersteuning middels gekeurmerkte tools, waarbij studenten vaak nog wel individueel gemonitord moeten kunnen worden. Dit aspect stelt aan de co-writing tools extra eisen wat betreft inzicht van de docent in de individuele bijdragen van de studenten. Als een individuele beoordeling nodig is, kan het best gebruik worden gemaakt van een sterk in de leeromgeving geïntegreerde tool, waarin gebruikers en groepen klaarstaan en op de achtergrond analytics worden bijgehouden. Dit beperkt de werklast voor de docent. Indien alleen naar het eindproduct wordt gekeken, en minder of niet naar het proces, kan ook met bv. Google Docs worden gewerkt, waarbij de docent indien nodig meekijk-rechten moeten worden verleend. Overigens kan zo’n externe omgeving alleen worden gebruikt mits de data niet privacygevoelig zijn.
Het huidige Blackboard biedt slechts een – voor studenten – gebrekkige co-writingfunctionaliteit (Wiki’s). De aanbeveling luidt daarom de nieuwe generatie leeromgevingen mede op dit aspect te toetsen. Tegelijkertijd wordt geadviseerd om Office365 ten behoeve van het onderwijs uit te rollen, omdat dit product de koppelingen, tools en functionaliteit biedt, die het meest in de buurt van een geïntegreerde tool komen. Vooral de OneNote Class Notebooks zouden in een proeftuin nader moeten worden onderzocht.
Bij de sociale annotatietools spelen het contentbeheer, de didactische presentatie en wederom de werklast voor de docent een belangrijke rol. Perusall is bij eerste gebruik weliswaar zeer laagdrempelig en heeft als feature automatische analyses, maar stelt bij nadere beschouwing teleur. De tijdbesparende analyses zijn bij het concurrerende Feedback Fruits weliswaar niet voorhanden (wel op de roadmap), maar verder biedt dit product veel betere functionaliteit en past beter bij de Nederlandse situatie. Een proeftuin hiermee zou kunnen starten zodra de exacte functionaliteit van de nieuwe versie en de eerste ervaringen van collega-instellingen hiermee bekend zijn.
Een blijvend issue met deze tools is het auteursrecht, en dan vooral het gebruik van lange overnames. Hier ontstaat een impasse doordat de kosten wettelijk niet aan studenten mogen worden doorberekend (bij verplicht gebruik van het platform). Al met al is de situatie met auteursrechten in het onderwijs en de clearance daarvan inmiddels zo complex geworden, dat docenten zich gehinderd voelen bij het beschikbaar stellen van materiaal voor het onderwijs. Een UBL-dienst waarbij docenten op dit gebied actief worden ondersteund, zou hier soelaas bieden. Ook een UBL-onderzoek naar de functionaliteit en evt. extra kosten van uitgeversplatforms wordt aanbevolen.
Ondanks de (toekomstige) beschikbaarheid van een scala aan tools in de (modulaire) leeromgeving, zullen docenten altijd met nieuwe tools willen experimenteren. Om hen te helpen deze tools op o.a. bestendigheid en informatieveiligheid te beoordelen, wordt geadviseerd om bij Informatiemanagement een ‘Checklist’ of zelfs een ‘Checkpoint’ te laten opzetten.